Op 5 februari is, totaal onverwacht, onze mooie kerk afgebrand. Er resten slechts een paar muren en “binnen” is het een grote zwartgeblakerde puinhoop. Alleen het tabernakel staat te blinken in de zon, maar door de hitte zijn de deurtjes vervormd en niet meer open te krijgen. Deze treurige gebeurtenis inspireerde mij tot dit gedichtje:

 

LIEF KERKJE 

Meer dan een eeuw heb jij daar gestaan,

van het wisselen van de seizoenen trok jij je niets aan.

Het voor velen zo vertrouwde silhouet

werd in vuur en vlam gezet.

Het torentje met kruis en haan

is in rook opgegaan.

O, lief kerkje, ik ben in de rouw,

om jou.

 

En ook de schoonheid van de binnenkant,

ging verloren door de brand.

De prachtig beschilderde ramen,

waardoor de zonnestralen kwamen.

Alles is verteerd door het verzengende vuur

er staat nog slechts een kale muur.

O, lief kerkje, ik ben in de rouw,

om jou.

 

Alleen het tabernakel staat te schitteren in het licht

en het houdt zijn deuren dicht.

Alsof “Onsheer” wil zeggen: Deze plaats is mij heilig,

achter deze deuren ben Ik veilig.

Als teken van hoop, blijf Ik hier voor jullie staan,

Gods liefde zal nimmer verloren gaan.

 

In deze kerk hebben velen de sacramenten gekregen,

zijn er talrijke gebeden opgestegen.

Kinderen gedoopt, volwassenen getrouwd

en met begrafenissen om de doden gerouwd.

Geloof, hoop en liefde uitgesproken

en het heilig Brood gebroken.

God, geef ons de veerkracht, maak ons sterk

voor het voltooien van Uw werk

en voor de opbouw van deze mooie kerk.

 

Ans Mosterman