Vroeger bij het aanhoren van deze parabel toen ik als kind meeging naar de kerk, dacht ik aan de verhalen die ik thuis hoorde over mensen in onze kleine Amelander gemeenschap en soms daarbuiten. Bij de één ging het leven mis: een alcoholist die alles opmaakte en ellende veroorzaakte. Of een succesvolle aannemer die van alles en nog wat presteerde.
Of over een missionaris ging het, dacht ik.
De dronkaards en geldverspillers behoorden volgens mij toen tot het zaad dat in de distels en langs de weg viel. De de succesvolle aannemer behoorde wel tot het zaad dat veel produceerde 30-voud of 60-voud. Doch de missionaris hoeveel zou die wel voor het rijk van God betekenen? Honderdvoud vrucht opleverend?
Want al die kinderen in Afrika en India moesten toch het evangelie leren kennen! Missionarissen dat waren wel de beste mensen die ik me voor kon stellen, dacht ik. Scholen, kerken en ziekenhuizen bouwen voor mensen die niets hadden. En in die scholen les geven en in die ziekenhuizen mensen opereren zoals Stineke de Wind nog steeds doet?
Kon je iets bedenken wat nog beter was om te doen? Toen ik 29 was heb ik me bij de missionarissen van Mill Hill aangesloten, toen in Roosendaal in het ‘verre’ Brabant.
Daar ontdekte ik dat missionarissen ook maar heel gewone mensen bleken te zijn. Pater Marcel was tenslotte ook heel gewoon, gelukkig. Toch heb ik doorgezet en missionarissen ontmoet die bergen hebben verzet in Afrika en Azië. Dat wilde ik ook proberen, want het zaad dat 100-voud produceerde, waar Jezus het over had, dat sprak me wel aan.
Met veel steun van de Amelanders en de parochie heb ik geprobeerd dat zaad te zaaien in vruchtbare aarde. En de mensen daar hebben veel kunnen verzetten met het missiegeld dat hun ter beschikking stond. Het bracht daar honderdvoud op: voor 3000 euro een hele school bouwen, dat lukte in 2005 in Nepal nog met gemak. Nou zult u wellicht zeggen, Theo, goed gedaan. Dan zeg ik dankjewel, het was pro Deo: voor God. Maar ik ben nog niet klaar, er moet nog een halve school in Kenia afgemaakt worden. (Dat zal best wel lukken.)
Maar nu sta ik hier.
Voor het altaar naast een verbrande kerk.
Die kerk komt er wel, is ons beloofd, al hoor ik steeds meer ongeduldige geluiden.
Nee die kerk is niet prioriteit.
Om dan die doelstelling van dat 100-voudige producerende zaad weer in gedachten te nemen: Hoe kunnen we hier op Ameland weer een nieuwe generatie laten opgroeien met de boodschap van de parabels uit het evangelie? Dat is nu prioriteit lijkt mij.
En de boodschap van het evangelie is een rijkdom die ik ieder mens zou willen meegeven.
Dat heb ik ook gedaan onder Hindoes in Nepal.
Nee ik heb ze niet bekeerd, maar ze leren handelen vanuit het gedachtengoed van Jezus.
Ze zijn gewoon Hindoe gebleven, doch met de naastenliefde geïnspireerd uit het evangelie.
En dat zou ik op Ameland ook aan de generaties die hier nu niet zijn willen doorgeven, de inspirerende kracht van het woord van Jezus en niet de stem van ‘de markt’ te laten overheersen.
Als iemand ‘Rooms’ wil worden? Hartelijk welkom.
Doch de boodschap van het evangelie, zoals pastoor Jos Deuling dat 3 weken verwoordde, moet doorgegeven blijven worden, hoe en waar dan ook. Genoeg werk op Ameland dus. Deze overweging hebben we in de pastoraatgroep aan de orde gehad, dat weet u misschien niet, maar we hebben de gewoonte om elkaar te helpen voor een goed verhaal.
En daarom kom ik terug op m’n verhaal.
Want het zaad dat in de distels valt simpelweg met een alcoholist te vergelijken, en het 100-voudige zaad met een missionaris is wel kort door de bocht. Want zaten er onder de missionarissen geen alcoholisten? Jazeker wel. En hebben mensen die ergens aan verslaafd zijn soms geen goede talenten? Jazeker wel.
U kunt het zich misschien niet voorstellen, maar vroeger ben ik ook wel eens dronken geweest. Dat verhaal wit u niet weten. Of juist wel? Daar kunnen we het bij de koffie dan over hebben.
En groeien er op Ameland zo weinig jonge mensen op met de boodschap uit het evangelie? Wellicht dat er buiten de kerken om er wel degelijk iets gebeurt over het leven van Jezus, we zien rond Pasen de Passion waar veel mensen op af komen en met Kerst is er ook wel weer aandacht. En in het onderwijs ook best wel.
Het is wel zo dat we in deze tijd staan voor de uitdaging: hoe gaan we door met Kerk zijn? Zondags ben ik hier vaak zelf, op enkelen na, de jongste in de gelederen. Gelukkig hebben we ook jongere leden in het Clemenskoor en hebben we een jeugd en kinderkoor in de parochie. Het is hier best gezellig in De Toel, doch als straks onze mooie kerk er over een jaar of meer weer staat? Wie zullen die op de koude en natte winterzondagen nog gaan bezoeken?
Is er een nieuwe generatie die opstaat en nieuwe gemeenschap gaat vormen? Of gaan we ouderwets verder? Of vernieuwend en tegelijk blijvend in de traditie? Ik ben benieuwd.
Graag wil ik het mijne eraan bijdragen om een levende gemeenschap te blijven houden in onze kerk op oost Ameland. Een gemeenschap van de Rooms Katholieke kerk waar het religieuze een gezonde plek heeft, voor een ieder die dat behoeft.
En graag zou ik de missie een belangrijke rol willen laten spelen in onze parochie.
Want een kerk die niet aan caritas doet is een dode kerk.
Kortgeleden is er een initiatief gestart vanuit de Amelander kerken om kinderen te laten ervaren hoe het is om als zwerfkind te moeten leven, Dimphy van de Berg ,echtgenote van Foppe Molenaar ,doet daar namens onze kerk aan mee.
Dan is er die halve school nog in Kenia, dat gaat wel goedkomen, beloofde ik u al.
Maar er zijn meer mensen, u weet het vast nog wel, pater Frans uit Homs in Syrië die daar een huis had voor gehandicapte kinderen. Hij is doodgeschoten en martelaar geworden.
De laatste martelaar van onze kerk. Diep triest en zo schokkend, toen dat gebeurde, daar in die vreselijke oorlog.
Maar ook in Oost Afrika gebeurde dit. Een klasgenoot van me in Londen, Declan O’Tool is vermoord toen hij vrede wilde stichten tussen twee rivaliserende stammen. En slechts enkele weken geleden ging mijn collega ontwikkelingswerker Wim van den Burg door het oog van de naald. Tachtig inwoners van het dorp Mpeketoni waar hij woont, werden afgeslacht, zijn huis en gezin zijn wonderwel gespaard gebleven. Ik ken Wim goed, omdat ik hem heb opgezocht om zaad van een boom te halen voor de bestrijding van malaria in Kenia.
Op faceboek heb ik al aandacht gevraag voor Wim’s werk. Dat wil ik nu ook doen. En voor wie het misschien heeft gezien op het Journaal, daar heeft Wim verteld wat daar is gebeurd en hoe hij het met zijn gezin heeft overleefd. (lees het artikel elders in deze Wegwijzer.)
Theo Kiewiet